1.4. Soorten gezinsvormen
In dit deel worden enkele van de meest voorkomende gezinsvormen opgesomd en uitgelegd. De meeste gezinsvormen kunnen kort omschreven worden, anderen vereisen meer uitleg. Let wel : omdat er zoveel diverse mogelijkheden zijn tot gezinsvorming, is dit maar een korte samenvatting van de meest voorkomende vormen waarmee secundaire scholen al mee in aanraking zijn gekomen.
1.4.1. Kerngezin/traditioneel gezin
Een volwassen man en vrouw leven samen
en hebben kinderen met elkaar.
Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.
Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.
1.4.2. nieuw samengesteld gezin
Beide ouders brengen kinderen mee in
een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen. De niet-biologische
ouder van de kinderen in het gezin wordt vaak plusouder genoemd in plaats van
stiefouder
1.4.3. Éénoudergezin
Een volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische ouder is.
1.4.4. homo - of lesbogezin
Twee mannen of twee vrouwen die
samenleven en kinderen hebben, uit een vorige heterorelatie, geadopteerd of als
pleeggezin. Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap
of zaaddonatie.
1.4.5. Pleeggezin
Eén of twee volwassenen zorgen voor meerdere kinderen. Ze zijn niet de biologische, maar wel de sociale ouders.
De biologische ouders blijven zoveel mogelijk betrokken en hebben inspraak bij belangrijke beslissingen.
Pleegzorg is in principe tijdelijk. Vanaf het moment dat de volwassene(n) beslissen om het kind te adopteren kunnen we spreken van een adoptiegezin.
De biologische ouders blijven zoveel mogelijk betrokken en hebben inspraak bij belangrijke beslissingen.
Pleegzorg is in principe tijdelijk. Vanaf het moment dat de volwassene(n) beslissen om het kind te adopteren kunnen we spreken van een adoptiegezin.
1.4.6. Adoptiegezin
Eén of twee volwassenen hebben kinderen
waarvan ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische
ouders.
Bij een adoptie wordt het kind wettelijk het eigen kind van één of twee volwassenen. Het kind neemt dan de achternaam aan van de adoptieouders.
Bij een adoptie wordt het kind wettelijk het eigen kind van één of twee volwassenen. Het kind neemt dan de achternaam aan van de adoptieouders.
1.4.7. co - ouderschap na scheiding
Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders het ouderlijk gezag over de kinderen delen. Ze staan dan beiden in voor de opvoeding van hun kind. Gezagsco- ouderschap komt voor bij kinderen die op twee adressen wonen, dus afwisselend bij één van beide ouders (bilocatie of verblijfsco- ouderschap).
Maar ook als het kind op één adres woont bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaat, kan er sprake zijn van gezagsco-ouderschap. Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.
Maar ook als het kind op één adres woont bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaat, kan er sprake zijn van gezagsco-ouderschap. Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.
1.4.8. Generatiegezin
Ouders en kinderen leven in een
groter familieverband met grootouders, tantes, ooms, enz.
Naast de boven vernoemde gezinsvormen bestaan er ook nog enkele gezinsvormen die minder vaak voorkomen. Hierdoor kan er minder uitleg over worden gegeven.
Naast de boven vernoemde gezinsvormen bestaan er ook nog enkele gezinsvormen die minder vaak voorkomen. Hierdoor kan er minder uitleg over worden gegeven.
1.4.9. Mee - oudergezin
Eén of twee volwassenen met een gezin
zorgen, naast de ouders, mee voor de kinderen en zijn nauw betrokken bij de
opvoeding.
Het verschil met een pleeggezin is dat de biologische ouders bij een meer - ouder gezin meer aanwezig zijn in het leven van het kind/de kinderen.
Het verschil met een pleeggezin is dat de biologische ouders bij een meer - ouder gezin meer aanwezig zijn in het leven van het kind/de kinderen.
1.4.10. Tienergezin
Een minderjarige deelt de opvoeding
van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).
1.4.11. Woongroep
Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen (bv. een commune).
1.4.12. Begeleid wonen - kindertehuis
Kinderen leven in een
gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.
1.4.13. latgezin
Twee volwassenen leven niet samen,
maar hebben wel een relatie én kinderen met elkaar.